Cor Sluijter en Remco Feskens

Deze blog is vertaald naar het Nederlands door Emilie Franck.

Rechtvaardigheid en billijkheid

Gelijke kansen in het onderwijs is een veelbesproken onderwerp, zowel nationaal als internationaal. Algemeen is men het erover eens dat billijkheid in het onderwijs een probleem vormt waarvoor actie moet worden ondernomen. Ons komende artikel in het Journal of Supranational Policies of Education onderzoekt of deze mening juist is. Aan de hand van gegevens uit het ‘Programme for International Student Assessment’ (PISA) van de OESO onderzoeken we hoe “billijk” onderwijs in de Europese Unie is. We meten de “billijkheid” in deze context door na te gaan hoe goed landen presteren in PISA, onafhankelijk van de achtergrondkenmerken van studenten.

Hoe billijk zijn de Europese onderwijssystemen?

We gebruikten het geslacht, de immigratieachtergrond, de thuistaal, de leeftijd en de sociaaleconomische status van studenten gezamelijk om de PISA-scores van studenten inzake wetenschap, wiskunde en leesvaardigheid in 2015 te voorspellen. We gaan ervan uit dat hoe billijker een onderwijssysteem is, hoe kleiner de invloed van deze achtergrondkenmerken op de PISA-scores.

Figuur 1. De gecombineerde invloed (Cohens f2) van het geslacht, de immigratieachtergrond, de thuistaal, de leeftijd en de sociaal-economische status van studenten op de PISA-scores inzake wetenschap.

Opmerking. De getallen op de kaart tonen de effectgroottes voor elk land (uitgedrukt in Cohens f2, een maat voor de effectgrootte op basis van de kwadratische meervoudige correlatie tussen de achtergrondkenmerken en de PISA-scores).

Cohens f2-waarden van 0,02, 0,15 en 0,35 worden beschouwd als resp. kleine, matige en grote effecten. Landen met een effectgrootte boven het EU-gemiddelde worden rood gekleurd. Landen waar de effectgrootte kleiner is dan het EU-gemiddelde worden groen gekleurd.

Hoe zit het dan met gelijke kansen?

De gemiddelde invloed van alle achtergrondkenmerken samen op de wetenschapsscores is 0,22 in de EU, wat een matig effect is. In België is de effectgrootte het grootst (0,35), gevolgd door Frankrijk (0,32) en Duitsland (0,31). Landen met een relatief kleine effectgrootte zijn onder meer Estland, Letland, het Verenigd Koninkrijk en Italië.

Voor leesvaardigheid en wiskunde is de gemiddelde invloed van alle achtergrondkenmerken op de PISA-scores vergelijkbaar met resp. een matig effect van 0,26 en 0,23.

Op basis van deze resultaten kunnen we concluderen dat er nog een lange weg te gaan is voordat de onderwijssystemen in Europa billijk genoemd kunnen worden. De vastgestelde matige en grote effecten – zowel inzake wiskunde, wetenschappen en leesvaardigheid  – laten zien dat er nog werk aan de winkel is. Maar ook landen die onder het EU-gemiddelde scoren, zouden onverantwoordelijk handelen door op hun lauweren te rusten. De effectgroottes in deze landen zijn immers verre van onbeduidend. De resultaten van deze studie tonen ondubbelzinnig aan dat gelijke kansen voor iedereen nog lang geen realiteit is.

Voor meer informatie en gedettaileerd overzicht van de resultaten kunt u ons komende artikel (DOI: 10.15366/jospoe ) lezen (zoals we reeds hierboven hebben vermeld).