Marc Piopiunik

Deze blog is vertaald naar het Nederlands door Emilie Franck.

Het ‘Programme for International Student Assessment’ (PISA) van de OESO illustreert voortdurend hoe de leesvaardigheids-, wetenschaps- en wiskundeprestaties van 15-jarigen variëren van land tot land. Verschillen in de kwaliteit van leerkrachten worden vaak genoemd als een bepalende factor voor deze grote verschillen tussen landen. In een recente studie gebruiken mijn co-auteurs Eric A. Hanushek (Stanford University), Simon Wiederhold (KU Eichstätt-Ingolstadt) en ikzelf, internationaal vergelijkbare gegevens over de cognitieve vaardigheden van leerkrachten – een belangrijke dimensie van de kwaliteit van leerkrachten – om deze bewering te onderzoeken.

Vaardigheden van leerkrachten verschillen sterk tussen ontwikkelde landen

We gebruiken unieke gegevens van het ‘Programme for International Assessment of Adult Competencies’ (PIAAC) van de OESO om – voor het eerst – consistente maatstaven te creëren voor de vaardigheiden van leerkrachten op vlak van gecijferdheid en geletterdheid, en dit in 31 landen. Figuur 1 toont dat de vaardigheden van leerkrachten sterk uiteenlopen. Zo liggen de gemiddelde gecijferdheid en geletterheidvan leerkrachten in landen met de laagst gemeten vaardigheden (Chili en Turkije) ver onder de vaardigheden van de ‘gemiddelde’ werkende volwassene met een diploma beroepsonderwijs in Canada.  De vaardigheden van leerkrachten in landen met de hoogste gemeten vaardigheden (Japan en Finland) overtreffen daarentegen de vaardigheden van werkende volwassenen met een master- of doctoraatsdiploma in Canada.

Figuur 1. Cognitieve vaardigheden van leerkrachten per land (in vergelijking met Canadese werknemers)
Opmerking. Volle stippen geven de mediane vaardigheden van leerkrachten inzake wiskunde en leesvaardigheid per land weer. Oranje cirkeltjes geven de mediane cognitieve vaardigheden weer van drie groepen (op basis van hun onderwijsniveau) van tewerkgestelde volwassenen tussen de leeftijd van 25-65 jaar in Canada: Post-sec. betreft personen met een diploma beroepsonderwijs (postsecundair, niet-tertiair) als hoogste kwalificatie, Bachelor betreft personen met een bachelordiploma, en Master slaat op personen met een master- of doctorsdiploma. Gegevensbronnen: PIAAC (2012, 2015).

Vaardigheden van leerkrachten verklaren deels de verschillen tussen landen inzake leerlingprestaties

We voegen deze maatstaven inzake de vaardigheden van leerkrachten samen met de leerlingdata van PISA, die leerlingprestaties inzake wiskunde en leesvaardigheid bevat. Figuur 2 toont dat de verschillen tussen landen inzake cognitieve vaardigheden van leerkrachten deels de verschillen tussen landen inzake leerlingprestaties verklaart. Bijvoorbeeld: de wiskundeprestaties van leerlingen in Italië en Rusland stijgen met het equivalent van de leervoortgang van een heel schooljaar indien leerkrachten in deze landen hetzelfde vaardigheidsniveau zouden krijgen als hun collega’s in het best presterende land (Finland); leerlingen in Spanje, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten zouden een verbetering van ongeveer driekwart van een schooljaar ervaren. Als de vaardigheden van leerkrachten in elk land tot op het Finse niveau zouden worden gebracht, zou de internationale kloof in PISA-scores met ongeveer een kwart worden verkleind.

Figuur 2. Leerlingenprestaties en cognitieve vaardigheden van de leerkracht
Opmerking. Elke cirkel geeft een land aan en de rechte lijn geeft de beste lineaire schatting weer. Gegevensbronnen: OESO, PIAAC (2012, 2015) en PISA (2009, 2012).

Kunnen andere factoren op landniveau de relatie tussen de prestaties van de leerlingen en de vaardigheden van de leerkrachten verklaren?

We hebben onze analyse gecontroleerd op een breed scala aan factoren om alternatieve verklaringen voor onze resultaten uit te sluiten. Daarnaast hebben we ook rekening gehouden met alle verschillen tussen landen die constant zijn over de vakken heen (bv. onderwijsuitgaven, gemiddelde cognitieve vaardigheden van de bevolking en algemene culturele achtergrond zoals het belang van onderwijs) door de verschillen in leerkrachten hun cognitieve vaardigheden inzake rekenen en geletterdheid te relateren aan de verschillen in leerlingen hun prestaties inzake dezelfde twee vakken. Met deze methode bekomen we min of meer dezelfde resultaten als wanneer we de rekenvaardigheden van leerkrachten associëren met de wiskundeprestaties van leerlingen, of de geletterheidsvaardigheden van leerkrachten associëren met de leesvaardigheidsprestaties van leerlingen.

Aanvullende analyses ondersteunen de interpretatie dat we maken: het gaat wel degelijk over de impact van de vaardigheden van leerkrachten. Wanneer we de prestaties van leerlingen relateren aan de cognitieve vaardigheden van mensen in andere brede beroepen die in PIAAC worden beoordeeld (bv. managers, wetenschappers en ingenieurs, gezondheidswerkers en professionals uit het bedrijfsleven), vinden we geen systematische relatie. Alleen de vaardigheden van leerkrachten blijken consistent gerelateerd te zijn aan de prestaties van leerlingen in PISA.

Wat kunnen beleidsmakers doen om de cognitieve vaardigheden van leerkrachten te verbeteren?

Onze internationale gegevens stellen ons ook in staat om na te gaan hoe beleidskeuzes de vaardigheden van het leerkrachten beïnvloeden en daarmee onrechtstreeks ook de prestaties van leerlingen. Allereerst, stellen we vast dat verschillen tussen landen in de loonsupplementen die aan leerkrachten worden betaald (gezien hun geslacht, werkervaring en cognitieve vaardigheden) rechtstreeks verband houden met hun cognitieve vaardigheden. Deze resultaten suggereren dat een verhoging van de wedden van leerkrachten van belang kan zijn. Beleidsmakers zullen echter meer moeten doen dan het verhogen van weddenschalen, wil men positieve resultaten garanderen. Ze moeten er bijvoorbeeld voor moeten zorgen dat hogere lonen naar de meest effectieve leraren gaan.