Het is niet alleen van belang of kinderen lezen. Het gaat er ook om wat ze lezen (althans volgens PISA)…
John Jerrim
Deze blog is vertaald naar het Nederlands door Emilie Franck.
Het is algemeen aanvaard dat het van groot belang is dat jongeren regelmatig lezen. Heel wat onderzoeken hebben reeds aangetoond dat lezen tijdens de kinderjaren geassocieerd is met een hogere mate van taalvaardigheid en betere schoolprestaties in het algemeen.
Maar maakt het uit wat ze kiezen om te lezen? Heeft het bladeren door een tijdschrift of het dagelijks lezen van een krant dezelfde voordelen voor jongeren als het verdiept geraken in een roman? Tot op heden bestaat er weinig onderzoek naar dit onderwerp.
In een recent onderzoek – eerder gepubliceerd dit jaar – besloten mijn co-auteur Gemma Moss en ik om dit onderwerp verder te bestuderen.
Daarvoor hanteerden we data van de PISA studie (Programme for International Student Assessment), die wordt georganiseert door de OESO. In deze studie worden 15-jarige studenten gevraagd hoe frequent ze de volgende types teksten lezen:
- Fictie boeken
- Non-fictie boeken
- Kranten
- Tijdschriften
- Stripboeken
Binnen ons onderzoek analyseerden we of en hoe de frequentie waarmee jongeren elk van bovenstaande teksttypes leest, geassocieerd kan worden met hun PISA-testscores. Daarbij controleerden we telkens voor een brede waaier aan andere factoren (zoals geslacht, sociaaleconomische status en de school waar jongeren schoollopen) om zo alternatieve verklaringen voor onze bevindingen mogelijks uit te sluiten.
Een samenvatting van onze belangrijkste bevindingen is te vinden in Figuur 1. Deze figuur illustreert hoe PISA-testscores mogelijk verschillen tussen jongeren die vaak bepaalde teksen lezen (d.w.z. bijna elke dag) in vergelijking met degenen die bijna nooit diezelfde types tekst lezen.

Voetnoot: 10 punten op de PISA-testen is ongeveer gelijk aan een effect van 0.1 standaardafwijking of 4 maanden bijkomende scholing. De resultaten hier verwijzen naar het verschil tussen jongeren die het desbetreffende type tekst bijna elke dag lezen ten opzichte van jongeren die deze types teksten bijna nooit lezen.
Uit Figuur 1 leiden we af dat jongeren die regelmatig kranten, tijdschriften, stripboeken en non-fictie verhalen lezen, geen hogere PISA-testscores behalen dan degenen die dat niet doen. Dit geldt echter niet voor jongeren die regelmatig fictieverhalen of romans lezen. Meer bepaald zien we dat jongeren die elke dag fictie lezen, 26 punten hoger scoren op de leesvaardigheidstest in PISA, dan jongeren die nooit fictie lezen. Dit verschil in testscores is groot – het is ongeveer gelijk aan 10 maanden onderwijs volgens de OESO.
Is dit resultaat simpelweg te wijten aan aan het feit dat de jongeren die fictieboeken lezen, gewoonweg meer (uren) lezen? Immers, grasduinen in een tijdschrift, stripboek of krant kost veel minder tijd dan het lezen van en verdiept geraken in een roman zoals ‚Oorlog en vrede‘. Onze analyses konden deze hypothese echter niet bevestigen. Na controle voor de tijd dat jongeren wekelijks spenderen aan lezen, vonden we opnieuw enkel een sterk ‚fictie-effect‘.
Deze vaststelling heeft belangrijke implicaties. Ouders en leerkrachten moeten jongeren niet aanmoedigen „zomaar iets“ te lezen. Ze moeten in het bijzonder jongeren aanmoedigen om meer romans en andere fictieverhalen te lezen om hen zo te leren om met veel aandacht en voor langere periodes, verhalen te lezen. Dit laatste is waarschijnlijk voornamelijk van belang voor jongeren met een lagere sociaaleconomische status: de groep die uit onze analyses dit types van verhalen het minst blijkt te lezen en die relatief zwakkere leesvaarigheden heeft.